Facebook manipuleert emoties, maar dat is niet het probleem
Het verhaal over Facebook dat experimenteerde met de beïnvloeding van de emoties van gebruikers kent vele gezichten. Door de -inderdaad- emotionele lading van het idee dat een bedrijf inzet op de emotie van klanten, of in dit geval ‘gebruikers’, komt de nadruk echter veel te liggen op de rol van Facebook. De betrokkenheid van een ‘serieuze’ onderzoeksinstituten is echter net zo interessant, zo niet interessanter. Er woedt namelijk al jaren een lobby die het negeren van diverse regels die er bestaan om uw privacy te beschermen mogelijk te maken voor ‘onderzoeksdoeleinden’. De casus van Facebook en gebruikersemoties laat echter nogmaals zien dat er geen enkele reden is onderzoekers een voordeeltje te geven.
Emotiestudie staat niet op zichzelf
Wat is nu de kwestie? Op het eerste gezicht lijkt het wat ver gezocht ook dit experiment door te trekken naar de onderzoekswereld, maar het is maar de vraag of er wel apart een ‘onderzoekswereld’ te benoemen is. Toch doet er zich wél een stevige lobby namens (markt)onderzoekers gelden die er mede middels vakorganisaties voor wil zorgen dat ‘onderzoek doen’ als een apart concept gezien wordt. Men doet daarbij net alsof er geen commercieel gewin is, en hoopt er zo bijvoorbeeld ook voor te zorgen dat al die lastige regels rondom tracking niet of minder gelden als het voor onderzoek is. In die discussie hoor je eigenlijk nauwelijks iemand roepen “Maar wacht eens even, die onderzoeksbureau’s zijn toch ook geen ideële organisaties?”.
Belangenbehartigers van onderzoeksbureau’s hebben enorme boter op ’t hoofd en vertegenwoordigen gewoon het bedrijfsleven. Daar is niets mis mee, maar daarmee is haar lobby dus alles behalve een onschuldig pleidooi om wetenschappelijk onderzoek of ‘geanonimiseerd statistisch onderzoek’ mogelijk te maken, even afgezien van de vraag of onderzoekers sowieso wel gerechtigd zouden moeten zijn die lastige privacyregels wat te ontlopen. In ieder geval blijkt met deze emotiestudie wederom dat er geen grenzen zijn die aangeven wat ‘onderzoek’ nu is, en dat we sowieso niet moeten denken dat er grenzen die een soort ideëel doel aangeven.
Facebook maakt band bedrijfsleven met de wetenschap duidelijk
De medewerkers van Facebook gingen aan de slag met hun studie in samenwerking met de Cornell University en de University of California. Experimenten op mensen, zeker waar het de beïnvloeding van emoties betreft zijn altijd controversieel. Nu kun je vergoelijken dat een bedrijf als Facebook daar als onscrupuleus bedrijf niet mee worstelt, maar hoe zit het dan met die universiteiten? Blijkbaar vinden wetenschappelijke instellingen het helemaal niet zo vervelend om hun naam te verbinden aan een commerciële studie.
Daarmee legt deze studie opnieuw de vinger op een zere plek: wetenschappers verklaren zichzelf graag onafhankelijk, maar ook zij kunnen de verleiding tot toegang tot interessante data niet weerstaan. En geef ze eens ongelijk: het is notoir moeilijk een beetje populatie te vergaren en daar ook nog eens een steekproef uit te trekken. Facebook is de natte databasedroom van menig onderzoeker. Daar maakt het bedrijfsleven dat actief aast op het inzetten van Zuckerbergs creatie als onderzoekspanel geen geheim van, maar ook wetenschappers gaan dus graag in bed met de commercie.
Dat wist u natuurlijk al. Universiteiten stellen ook met een Januskop vragen bij de validiteit van onderzoek op (online) panels, maar kopen met hun andere gezicht net zo makkelijk wat personen voor hun steekproef in bij de verguisde databoeren.
Focus op Facebook gaat voorbij aan eigenlijke discussie
Dat het Emotie-experiment iets is dat we “eigenlijk niet moeten willen”, ook al lijkt het effect beperkt en is het de vraag hoe bruikbaar de data is, is voor veel mensen een gegeven. Het is echter onjuist hier alleen Facebook de zwarte piet toe te spelen, of het neemt in ieder geval de aandacht weg van het achterliggende probleem. Dat probleem is tweeledig; live gebruikersexperimenten vind je alom, van A-B testen tot ingewikkelder ‘emotie onderzoeken’ zoals deze. We moeten ons de vraag stellen waar er een grens ligt, en of die er is, als we vinden dat ‘dit’ niet ‘moet kunnen’.
Daarnaast is er de achterliggende vraag of we ons niet druk maken om ‘privacy’ door bedrijven op tracking en onderzoeken aan te spreken, terwijl we vergeten dat er onder onze neus wordt gesleuteld aan allerlei uitzonderingen en voordeeltjes voor onderzoekers die ook gewoon commercieel bezig zijn. Onderzoeksbureau’s zijn natuurlijk geen liefdadigheidsinstellingen en dat vakorganisaties net doen alsof onderzoek ‘natuurlijk’ iets anders is dan gewone tracking is al een gotspe, maar het blijkt ook telkenmale dat schattige onschuldige wetenschappers graag het commerciële bed in duiken. Ons druk maken om privacy heeft natuurlijk alleen zin als we niet direct ook achterdeurtjes voor ‘onschuldige toepassingen’ inbouwen. Zulke toepassingen bestaan namelijk niet.
Dit stuk verscheen eerder op ThePostOnline.